Curriculum Vitae: Jacobus Marinus Oggel
Jacobus Marinus Oggel, Axel 18 januari 1874 gaat na de Lagere School naar een kostschool in Baarn en daarna in Alphen aan de Rijn. Na zijn studie keert hij terug naar Axel waar hij in het bedrijf van zijn vader gaat werken.
Toen omstreeks 1900 in Zuid-Afrika de oorlog van de Transvaalse Boeren tegen Engeland woedt steunt hij de Transvalers met een inzamelingsactie van het “Generale Boeren Hulp Fonds” waarvoor dankbetuigingen worden ontvangen van de Boerengeneraals Louis Botha, C.M. de Wet en J.H. de la Reij. Zijn afkeer van de Engelsen is zo groot dat hij nooit de Engelse taal heeft willen leren.
Na zijn huwelijk in 1905 met Engelina Sijpkens wordt hij gekozen tot diaken, daarna tot ouderling in de Gereformeerde Kerk A. Hij vervult kerkelijke ambten in de periode tussen 1905 tot en met 1944. Hij is een voorvechter voor de rechten van de Theologische School in Kampen en dat leidt tot de benoeming van een 5e hoogleraar, Prof. Hoekstra. In de kerkelijke strijd rondom de Vrijmaking in 1944 en 1945 kiest hij zeer beslist voor de Vrijmaking en tegen de leerbinding die door de synoden werd opgelegd. Zijn broers en zussen met hun kinderen gaan over naar de zo genoemde synodaal-gereformeerde kerk.
In 1910 wordt hij gekozen als lid van de gemeenteraad van Axel als lid van de Antirevolutionaire partij. In 1919 wordt hij gekozen tot wethouder. Dit politiek ambt bekleedt hij tot 1939 en bedankt dan op grond van zijn gevorderde leeftijd. Gedurende die periode is hij, als eerste wethouder, lange tijd waarnemend burgemeester en treedt hij zodoende in de voetsporen van zijn vader, D.J. Oggel.
J.M. Oggel in de oorlog 1914-1918 is ook actief voor Belgische vluchtelingen en ontvangt daarvoor de Albert medaille.
In navolging van zijn vader is hij actief in de vereniging voor Christelijk Nationaal onderwijs en wordt onder zijn voorzitterschap een Christelijke kleuterschool opgericht evenals de Christelijke ULO school. Bij zijn afscheid in 1948 wordt hij benoemd tot erevoorzitter.
Samen met zijn broer Egbert Christiaan neemt hij in 1912 het bedrijf van zijn vader over en verandert de naam van het bedrijf in de Firma D.J. Oggel. Hij is actief in de Nederlandse Grossiersbond en wordt daarin gekozen tot bestuurslid.
Tijdens en na de oorlog 1914-1918 handelt het bedrijf ook in hout en vlas en koopt en verkoopt ook bomen maar deze handel loopt geleidelijk aan af. Dit geldt ook voor de handel in kunstmeststoffen. Het bedrijf concentreert zich steeds meer op de levensmiddelenhandel.
In het bedrijfsleven heeft J.M. Oggel een vooraanstaande positie. Hij is agent van de N.V. Centrale Suikermaatschappij (CSM) voor het contracteren van suikerbieten en lid van de Kamer van Koophandel & Fabrieken voor Zeeuws-Vlaanderen en wordt voorzitter van het Zeeuw Vlaams Borgstellingsfonds en lid van het Economisch Instituut voor de Middenstand. De Duitse bezetting in de oorlogsjaren 1940-1944 maakt voor hem, die fel tegenstander is van de NSB richting, hieraan een einde.
Tot het laatst van zijn leven blijft J.M. Oggel zeer actief en toont belangstelling voor ontwikkelingen op allerlei gebied. Al in 1928 maakt hij een vliegreis van Vlissingen via Rotterdam naar Amsterdam om daar een vergadering te bezoeken. De aanleg van een tunnel onder de Westerschelde bij Antwerpen heeft zijn volle interesse en het doet hem een groot genoegen om daarvan gebruik te maken.
In december 1952 wordt hij getroffen door een hartaanval waaraan hij twee dagen later in het ziekenhuis van Sluiskil overlijdt. Zijn vrouw, Hilda Engelina Oggel-Sijpkens woont het laatste jaar van haar leven in bij het gezin van haar zoon Meertinus Oggel. Haar lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand gaat langzaam achteruit en zij overlijdt in 1962, 10 jaar na het overlijden van haar echtgenoot.
Curriculum Vitae: Egbert Christiaan Oggel
Egbert Christiaan Oggel, Axel 31 mei 1881. Evenals zijn oudere broers en zusjes bezoekt hij de Christelijke lagere school in de Molenstraat, beter bekend als de Stiefselschool. In juli 1895 mag hij, net veertien, de eerste steen leggen voor de bouw van een tweede leslokaal. In het depot van museum Het Warenhuis bevindt zich de gevelsteen waarop dit feit is vastgelegd.
Na de lagere school volgt hij de handelsopleiding in Alphen aan de Rijn. Hij is, net als zijn broer Koos, voorbestemd voor een loopbaan in het ouderlijk bedrijf. De school in Alphen brengt zijn studenten niet alleen de geheimen van het grootboek bij, maar ook handelscorrespondentie Frans en Duits. Engels is taboe: met de taal van de concurrent willen de traditioneel anti-Britse Hollandse kooplui niks te maken hebben.
Na zijn opleiding gaat Egbert aan de slag in het bedrijf. Zijn terrein wordt de buitendienst: te paard, per sjees en later ook per rijwiel bezoekt hij de klanten. Zijn militaire dienst ontloopt hij door voor vijfhonderd gulden van nummer te verwisselen met een landarbeider die is vrijgeloot.
In de zomer van 1897 spoort hij samen met zijn oudere broers naar de 12e Wereldtentoonstelling in Brussel. Voor Egbert is het uitstapje zijn eerste kennismaking met een andere wereld: die van een bruisende kosmopolitische stad op het hoogtepunt van de Belle Epoque. Hij houdt er een ontembare reislust aan over. Gent wordt zijn favoriet.
In Gent begint hij zich ook de modieuze kleding aan te schaffen die lichtjaren afstaat van wat de degelijke Axelse kleermakers leveren. In september 1905 zien we hem opnieuw in Brussel. Zwierig gekleed flaneert hij over de Grote Markt waar ter ere van 75 jaar Belgische onafhankelijkheid 75.000 gloeilampen branden.
In juli 1909 trouwt Egbert met Krina Dregmans, dochter van notaris Pieter Dregmans. Er komen twee kinderen: Dingeman Jacobus (1910) en Kaatje (1911), later Kits.
In zijn vrije tijd legt Egbert zich toe op orgelspelen. Dagelijks zit hij achter het harmonium. En hij begint verzamelingen aan te leggen: postzegels, sigarenbandjes, ansichtkaarten. Later begint hij zich ook voor de “kleine” geschiedenis van zijn woonplaats te interesseren. Waar komt de naam Schapenbout vandaan? Welke ambachten zijn er in Axel? Waarom wordt de Weststraat Jeneverstraat genoemd?
In 1912 neemt hij samen met zijn broer Koos het ouderlijk bedrijf over. In hetzelfde jaar koopt en betrekt hij Noordstraat 36. In de schuur achter het huis laat hij een industriële koffiebrander installeren. De machine vervangt in één klap de primitieve bolbrandertjes waarmee winkeliers zelf de rauwe koffiebonen roosteren.
Oggels koffie wordt een instant succes. Egbert wordt gepassioneerd koffiebrander. Vrijwel dagelijks is hij in de weer met het selecteren van koffiebonen en het componeren van melanges. Hij wordt een absolute meester in zijn vak. Dankzij zijn vakkennis weet Oggels koffie zich moeiteloos te handhaven tegenover de moordende concurrentie van de grote landelijke koffieverwerkers.
Tijdens de Eerste wereldoorlog begeven Egbert en zijn broer Koos zich op het speculatieve terrein van de vlas- en houthandel. Hun vlasfabriekje aan de Vaartwijk brandt onder verdachte omstandigheden af. Aan de handel in kunstmest en veevoer komt eind jaren twintig een eind als de banken breken met de traditie om leveringen aan de landbouw vóór te financieren.
In 1930 gaan Egbert en Koos zakelijk uit elkaar. Egbert gaat verder met de koffiebranderij en de handel in thee, pinda’s en tabaksartikelen. Kort na de overname worden hij en zijn vrouw ernstig ziek. Ze roepen hun zoon Dingeman, die in Den Haag een praktijkopleiding notariaat volgt, terug om de zaak draaiende te houden. Als hij weer beter is vraagt Egbert zijn zoon als medefirmant in de zaak. Dat resulteert in de firma E.C. Oggel & Zoon.
De jaren dertig zijn zakelijk moeilijk. Koffie, het meest winstgevende product, wordt streng gerantsoeneerd. Zoon Dingeman wordt in april 1939 als reserve-luitenant in werkelijke dienst geroepen. Pas eind mei 1940 is hij in Axel terug. In november 1944 wordt hij opnieuw ingelijfd. Dit keer duurt zijn afwezigheid tot februari 1948. Al die tijd houdt Egbert het bedrijf overeind.
Krina overlijdt op 9 augustus 1946. Egbert trekt daarna in bij het gezin van zijn dochter. Eind 1970 laat zijn huisarts hem opnemen in een verpleeginrichting in Koudekerke. Daar overlijdt hij op 13 maart 1972.
(eco).